‘Goeiedag Ellie. Hoe staat het er mee? Mens, wat een drukte heb je weer om je heen!’ ‘Ah, leuk dat je d’r weer even bent. Ja zeg dat wel. Maar ook iezig gezellig deze drukte. Moet je toch eens zien hoe mooi ze het Nieuwe Erf weer versierd hebben!’ ‘Inderdaad Ellie, ze hebben allemaal weer knap hun best gedaan om er wat moois van te maken. En niet alleen het Nieuwe Erf! Het hele halve dorp. Zullen we maar zeggen. Overal waar winkels zijn, zijn de straten mooi versierd met lichtjes en mooi Kerstgroen. En gisteravond was er zo’n gezellige optocht van al die kinderen op versierde fietsjes met gekleurde lampjes. D’r waren een heel stel die hadden zelfs een lampion gemaakt. Weer andere deerntjes hadden mooie lichtjes in het haar gevlochten. Het was echt een schattig gezicht om te zien.’ ‘Ja, dat heb ik ook mooi meegekregen, knul. Ze kwamen met de hele stoet voor me langs gelopen en het zag er zo gezellig uit allemaal.’ ‘Ja, ze weten er ieder jaar weer een mooie invulling aan te geven. En vanavond dus de lichtjestocht voor de grote mensen. Ik ben razend benieuwd wat daar allemaal in te zien zal zijn.’ ‘Ik ook, knul. Maar ik ga d’r zo maar van uit dat niet weer hier voor mij langs zullen rijden. Dat kon mooi met die kinderen, maar dat grote spul heeft absoluut meer ruimte nodig. Maar we gaan het beleven. Ik sta hier voorlopig best. D’r is volk zat op de been en nu al twee dagen en avonden iezig gezellig. Een heuse Kerstmarkt, en dat hier in Lunteren. Ze maken er wel wat van, eerlijk waar. Maar heb je nog verder wat nieuws of kom je zo maar weer eens langs?’ ‘Nee, ik heb verder niks nieuws. Kwam gewoon even kijken naar die kinderoptocht in het donker. Ik kom binnenkort weer even bij je langs voor een praatje, Ellie. Voor nu nog een paar mooie dagen tot kerst gewenst. Het is en blijft Advent, nietwaar?’ ‘Zeg dat wel, tijd van verwachten, tijd van licht, tijd van eenvoud ook, hoewel ik dat nog niet direct zo terugzie in vandaag de dag, maar daar hebben we het nog wel een keertje over. Ajuus’ ‘Goed Ellie, we hebben het er nog wel een keertje over, Ajuus.’
Het is 19 november 2025.
“Goedemiddag Ellie, hoe gaat het met je? Heb je alles nog onder controle? Die opgebroken Winkelstraat was weer een hele drukke tijd, hè? En kijk eens achter je, wat vind je ervan? Past het een beetje in het dorpsbeeld?”
“Huh, wat? Oh, dat. Ja, ik denk het wel. Mooie appartementen, en aan de buitenkant ziet het er heel wat uit. Hoe het er binnen uitziet en of je er genoeg ruimte hebt om te leven, daar kan ik natuurlijk niks over zeggen. Maar het zal wel een flinke duit gaan kosten om daar te wonen, heb ik haast gezegd. Maar genoeg over mij, hoe is het met jou, Kerel? Ik had je al een tijdje niet meer gezien. Was je weer eens op reis geweest?”
“Nou, nee Ellie, dat niet. Zo reislustig ben ik ook weer niet, ook al denk je dat soms van me. Nee, ik neem de laatste tijd wat vaker een andere route door het dorp.”
“Ik dacht al zoiets, ik zie je immers nogal vaak voor de etalage van Brouwer staan. Verwacht je soms iets?”
“Nee, Ellie, maar ik vind het zo jammer dat hij ermee ophoudt. Hij scheidt ermee uit. Het is opheffing uitverkoop! Nou, dan weet je het wel. Dan staat iedereen zowat met zijn neus in de etalage om een koopje te scoren. Het is al dertig procent korting en er staat nog genoeg." "Ben jij dan zo’n klusser dat je zoveel gereedschap nodig hebt?”
“Helemaal niet maar ik sta daar eerlijk gezegd met nogal nostalgische gedachten. Altijd als ik gereedschap zie, moet ik aan mijn oude vader denken. Die was gek op dat spul en wat zijn ogen zagen, kon hij maken. Dat talent is jammer genoeg niet op mij overgegaan, maar telkens wanneer ik langs de etalage van Brouwer loop, moet ik aan mijn vader denken. Hij zou gesmuld hebben van de korting en ik schat zo in dat hij nog menig dopsleutel setje door zijn handen had laten gaan.”
“Och Kerel, wat een mooi verhaal laat je me weer horen. Dat doet me deugd dat je nog zo over je oude heer kunt spreken.” "Natuurlijk, dankzij hem kan ik in ieder geval een spijker en een hamer vasthouden, hier en daar een stukkie hout af-zagen, maar verder moet je niks vragen over techniek, Ellie. Ik blijf een kerel met twee linkerhanden. Maar wel eentje die graag wat ‘schrijft’." "Ach, knul, je moet maar zo denken: Schrijvers zijn ook kerels. We kunnen niet allemaal timmerman wezen." "Inderdaad, Ellie, nou, ik ga weer een stukkie verder. Kom een andere keer wel weer bij je langs. Ajuus!" "Ajuus, kerel, leuk dat je d’r weer even was."
We schrijven dinsdag 28 oktober 2025.
‘Goeiemorgen, Ellie. Hoe gaat ’t ermee?’ He’je nog wat neis te melden?’ ‘Goeiemorgen, keel. Da’s een heele poos geleeje da'je langs kwam. Waar was je toch al die tied?’ ‘Ach, Ellie, je weet toch hoe of dat gaat. Allerlei bezigheden buutenshuis. Dan weer een verzoek om langs te komme veur een bakkie leut. Dan weer ergens de poten onder de tafel bij een ander schuuve om de prak mee te eete. Heul iezig gezellig allemaol mer ’t kost een kwak tied, kan ik je zeggen. Vandaar da’k ok nie alle dage bij je langs kan komme. Trouwes he’je ’t weer van de ofgeloope tied gezien. Gunst, da’s toch geen doen alle daogen regen. Nee, dan blief ik liever binnen.’ ‘Terwijl het toch zo bar gezond is veur je kerel, als je elke dag je meters maakt. K’ wou da’k dat zelf kon. Mer, vertel noe eens, he’je nog wat neis? Ik beleef zo na de Oud Lunterse dag ok mer bar weinig. ‘Zekers het ik neis, Ellie ze he’n de dorpsstraat weer eens opgebroken. Die wegwaarkers, want waarkers zin’t! Die wegwaarkers zin d’r weer heul iezig druk mee. Mer of het helpt motten we mer weer ofwachten, hè? Alles op z’n tied Ellie maor ik het ok nog wat anders veur je. Moet je horen. Ik noem je dan wel altijd Ellie maar jij staot hier op ’t dorp toch ok wel bekend als ’t Lunters Vrouwtje? Is het niet?’ ‘Zekers, keel. Al sinds ze me hier neergezet he’n sta ik onder die naam overal vermeld. In krantenartikelen, op vlaggen en stickers. Replica’s van mij in minuitvoering worden onder dat motto verkocht. Dus inderdaad ik bin ’t Lunters Vrouwtje!’ ‘Goed, Ellie dan he’k wat neis veur je. Lust je bier?’ ‘Of ik bier lust? Natuurlijk lust ik bier! Een goed glas gaot er altied wel in. Hoe ging dat lied ok al weer? “Hier stroomt het bier, het schuim der natie zie je hier.”: zong die zanger. Mag jij raoje wie of dat was!’ ‘Ja dat weet ik toevallig Ellie. Da’s een tekst van Stef Bos uut Veenendaol maar daar wou ik het heel nie over he’n.’ ‘O, waarover wou je ’t dan met me he’n?’ ‘Nou, je lust gelukkig bier, dan heb ik wat veur je. Iets heul speeciaols!’ ‘Gunst, keel, nou maak je me toch wel heul iezig neisgiereg! Vertel!’ ‘D’r zin een paar jonge keels die he’n de koppen bij mekaor gestooke en he’n een eigen Lunters Brouwtje bedocht! En ik kan je zeggen, ‘t smaokt heul iezig lekker ok nog!’ ‘Wat, he’n die keels ’t allemaol zelf bedocht en ok nog zelf gebrouwe?’ ‘Wis en waarachtig zowaar ik hier sta en ik sta echt nie te liegen, Ellie.’ ‘Nou, da’s toch een meraokels mooie zet van die keels geweest. En die naam, ok weer zo goed gekozen. Lunters Vrouwtje-Lunters Brouwtje. Ik begreep ’t helemaal.’ “t zijn vast iezig slimme keels. Mer hoe bin je d’r bekend mee geworden, keel?’ ‘Da za’k je zegge, Ellie. Ik het een keer van mien neven twee flesjes veur mijn verjaardag gekreege. Eigenlijk heul toevallig maar wel hartstikke leuk toch?’ ‘Gunst, keel, ‘k wou da’k zulke neven had als jij. Maar ja, ik ben dan ok net als dat Lunters Brouwtje iets heul speeciaols. Het Lunters vrouwtje maar zonder verdere femielie.’ ‘Nou, Ellie, zit daor noe maor nie veerder over in. Je het aandacht zat en bovenal ben je de trots van ’t heele halve daarp. En dat kunnen er echt nie veul zeggen. Ik gao weer es op huis an. Tot een volgende keer en dan breng ik een Lunters Brouwtje veur je mee. Ajuus!’ ‘Ajuus, keel, tot de volgende keer . Leuk da’je d’r weer effe was!’
‘Goedemiddag Ellie, mag ik je wat vragen?’ ‘Gunst, je laat me schrikken. Waar was je al die tijd?’ ‘Druk.’ ‘Druk? Waar was je zo druk mee dan? Ik ben niks nieuwsgierig maar dat zou ik toch graag willen weten’ ‘Met heel veel verschillende dingen. Maar mag ik jou wat vragen, Ellie?’ ‘Ja, hoor, vraag maar raak!’ ‘Hoe weet jij mijn adres?’ ‘Jouw adres? Ik weet jou adres helemaal niet. Ja dat je in Lunteren woont wel maar niet in welke straat of zo.’ ‘Echt niet Ellie?’ ‘Nee, en ook niet op welk nummer! Dus echt niet, ik zou liegen als ik het wel wist. Waarom wil je dat weten dan?’ ‘Dus jij weet totaal niet op welk adres ik woon?’ ‘Nee, dat zei ik toch al?’ ‘En hoe komt deze kaart dan in mijn brievenbus? Dat je hem zelf niet hebt gebracht is wel duidelijk maar wie dan wel?’ ‘Gunst, knul, wat een iezig mooie kaart heb je daar. Mooi deerntje staat erop daar is niks mis mee, heb ik haast gezegd! Lijkt verdacht veel op mij! Och warempel…ik ben het ook zelf! Maar ik zou niet weten wie of dat bij jou in de brievenbus heeft gedaan. Eerlijk waar!’ ‘Nou, het kan anders ook geen vergissing zijn want in de kaart staat nog een felicitatie. Dus d’r zit wel heel duidelijk een bedoeling achter.’ ‘Nou, knul wees maar blij dat er zo aan je gedacht wordt. Mooier kan je het niet hebben toch? Dat er mensen zijn die om je geven en zo attent zijn om een kaartje in de bus te laten doen. Ik zou d’r maar niet zo iezig achterdochtig over doen maar gewoon in dankbaarheid aanvaarden wat je wordt toegeworpen, al is het dan maar door een brievenbus. Je kunt het gekker treffen hoor!’ ‘Goed Ellie, dan zullen we het maar laten rusten. Ergens heb je nog gelijk ook. Goed, ik ga weer op huis aan. Vanavond eten we Mexicaans! Taco’s geloof ik. Tot een volgende keer maar weer, Ajuus!’ ‘Ajuus, knul, enne… leuk dat je d’r weer even was!’
Ellie heeft een kompas.
‘Goeiedag Ellie mag ik je wat vragen?’ ‘Zeker, ga je gang.’ ‘Wat is dat toch voor boekje dat je altijd bij je hebt?’ ‘O, dit? Dat is mijn kompas heb ik haast gezegd. Het is een eenvoudig bijbeltje, ooit gekregen op de dag van mijn belijdenis.’ ‘O, een bijbeltje. Enne, lees je er nog wel eens uit?’ ‘Zeker, elke dag wel een paar verzen. Ik zei toch dat het een soort van kompas is.’ ‘Is dat dan nog wel van deze tijd, Ellie?’ ‘Zeker, het is van alle tijden, knul. Ieder mens heeft zo zijn eigen opvattingen en dat is ieders goed recht en die van mij zijn vooral gebaseerd op wat er allemaal in dit kleine boekje staat.’ ‘O, maar heb je d’r wat aan dan?’ ‘Kijk jongen, ook al begrijp ik niet alles wat er in staat, ik begrijp ook niet alles van het leven. Dus ja, dan moet je soms toch je licht even opsteken bij de wijsheden die neergeschreven zijn, ooit in een ver verleden. Door mensen zoals jij en ik, met al hun feilbaarheid, zwakheden en valkuilen. Daar is niks vreemds aan. Wanneer je op reis gaat zet jij toch ook altijd je routeplanner aan?’ ‘Zeker, Ellie, ik zou de weg niet meer weten zonder!’ ‘Precies, knul, en zo werkt dit boekje ook voor mij. Het is mijn wegwijzer door het leven, zonder dit boekje zou ik niet weten hoe ik moest leven. Het helpt me dagelijks me te bezinnen op goed en kwaad, mijn eigen opstelling richting mijn medemensen, mijn oordeel over anderen, mijn diepste verlangens, mijn hoop en wanhoop. Echt alles kan ik er in vinden. Ik kan er niet altijd iets mee maar gek genoeg wordt ik er altijd weer rustig van. Dan kom ik weer een beetje in balans, in een juist evenwicht om de dag aan te kunnen, zal ik maar zeggen.’ ‘Nou, Ellie, dan bof jij maar dat je zo’n boekje hebt waar je als het ware kracht uit kunt putten. Dat is namelijk niet voor iedereen weggelegd, kan ik je zeggen. Maar zeg eens heel eerlijk, Ellie. Wat vindt jij nou het mooiste uit dit boekje. Wat lees jij er nou in als centrale boodschap?’ ‘Nou, knul, dat is niet moeilijk voor mij dan hou ik het op 1 Corinthiers 13.
1. As 'k alle tongen van de minsen en engelen sprak, maor 'k heb gin liefde, dan bin 'k net as een rammelend stukkie koper, of een cimbaal dat gin doel heeft.
2. As 'k de gave heb um te profeteere, en 'k weet alle geheime dinge, en 'k ken alles, en as 'k geloof heb zo groot dat 'k de bergen verzette ken, maor 'k heb gien liefde — dan stelt ’t niks veur.
3. As 'k alles weggeef wat 'k heb, en 'k geef m’n eige lief om te laote brande, maor 'k heb gien liefde — dan heb 'k d’r niks an.
4. Liefde is geduldig, en vriendelijk.Ze is nie jaloers, ze roem’t zichzelf nie, en ze doet zich nie groots.
5. Ze gedraagt zich netjes, ze zoekt d’r eige belang nie op, ze wordt nie gauw kwaad, en ze houdt gin liestje bij van wat een ander fout doet.
6. Ze is niet blij as d’r onrecht gebeurt, maor ze is blij as d’r recht gebeurt en de waorheid gesproke wordt.
7. Liefde verdraagt alles, gelooft alles, hoopt alles, en ze houdt vol in alles.
9. Want wat we weete, is maar een stukje, en wat we zegge, is ook maar een deel.
10. Moar as ’t volmaakte komt, dan houdt ut halleve op.
11. Toen 'k nog een kiend was, praote 'k as een kiend, dacht 'k as een kiend, redeneerde 'k as een kiend. Moar nou 'k volwassen bin, he'k dat kienderachtige achter mij gelaote.
12. Nou kieke we nog deur een doffe spiegel — moar straks kieke wie elkaar recht an in ’t gezicht. Nou weet 'k nog maar een heul bezig beetje, moar straks za'k alles weten, net as God mij kent.
13. Der blijve drie dinge over: geleuf, hoop en liefde. En de allergrootste d’r van is: de liefde.
‘Nou Knul, is dat geen mooie samenvatting in Lunterse taol?” ‘Heul bezig mooi Ellie, bedankt en tot een volgende keer. Ajuus.’ ‘Ajuus, knul, tot de volgende keer!’
‘Goedemorgen Ellie. Mag ik je wat vragen. ‘T is nogal persoonlijk.’ ‘Ga je gang knul, voor jou heb ik geen geheimen, dat weet je.’ ‘Goed, maar nogmaals het is wel heel persoonlijk wat ik je ga vragen.’ ‘Geeft helemaal niks, ik kan heus wel wat hebben. Stel je vraag nou maar, ik ben nu toch wel razend benieuwd wat je nu weer wilt weten.’ ‘Ellie, ben jij een roller, een spuiter of gebruik je liever een stickie?’ ‘Gunst kerel wat is dat nou weervoor vraag!’ ‘Ik zei toch dat het persoonlijk was!’ ‘Dat is het probleem niet, kerel, ik snap je vraag gewoon niet. Wat wil je nou precies weten? Roller, spuiter of stickie? Wat bedoel je?’ ‘Ik bedoel of je onder je armen een deo-roller gebruikt of met deo spuit of met een deo-stick aan de gang gaat. Voor de frissigheid zal ik maar zeggen.’ ‘Tjonge jonge man zeg dat dan meteen. Ik kan er kort over zijn trouwens. Helemaal niks. Ik was me gewoon hier bij de dorpspomp als niemand kijkt. Ik plens d’r een goeie kwak koud water tegenaan en daarna droog ik me met mijn onderrok weer af. Knoop mijn lijfje weer netjes dicht en dan sta ik binnen een mum van tijd weer okselfris op mijn sokkel.’ ‘Maar, dat kan toch helemaal niet? Je bent toch een bronzen beeld, je staat toch altijd hier op die sokkel?’ ‘Precies ja, en jij moet niet van die stomme vragen stellen. Natuurlijk gebruik ik niks, ik zweet ook nooit, ik ruik niet eens. Hier probeer maar. Steek je neus maar eens hier bij mijn oksel en zeg me of je wat ruikt!’ ‘Nee, ik ruik niks!’ ‘Dan laten we het hier maar bij en je bent een best jong maar val me niet meer lastig met dit soort onzin vragen.’ ‘Ellie, heel eerlijk, vond je het toch niet te persoonlijk?’ ‘Ach, nou, wat zal ik van zeggen. Een beetje wel ja. Maar als je even goed had nagedacht had je mijn felle reactie toch wel kunnen verwachten, toch?’ ‘Eigenlijk wel ja, maar toch bedankt dat je verteld hebt hoe je je altijd zo fris weet te houden. Jij zult toch ook wel eens wat ruiken? D’r loopt toch best een hoop volk langs op een dag.’ ‘Laat ik daar maar niks over zeggen knul!’ ‘Goed, Ellie, ik snap de boodschap. Ik ga weer op huis aan. Even de oksels opfrissen en ik ga je niet zeggen hoe of ik dat doe, da’s veel te persoonlijk! Ajuus.’ ‘Ajuus enne het was leuk dat je d’r weer eens was!’
We schrijven 11 juni 2025.
‘Ha, Ellie wat sta je d’r weer mooi bij!’ ‘Gunst, kerel, leef jij ook nog. Ik heb je al zo’n lange tijd niet gezien? Was je ziek?’ ‘Nee, gelukkig niet Ellie. Ik mag wel zeggen dat ik zo gezond als een vis ben. Nergens last van, zal ik maar zeggen. Maar hoe is het hier? Heb jij nog wat nieuws te melden?’ ‘Nee, eigenlijk niet. Geen bijzonderheden gebeurd, ja, nieuwe bank maar die heb je al eerder eens gezien. Eens even denken. Nee, eerlijk waar ik kan niks prakkizeren wat ik je zou kunnen vertellen.’ ‘Nou, Ellie, is het dan werkelijk zo saai? Gebeurt er dan zo weinig om je heen? Alles komt hier langs, de winkelaanvoer, de sloop en bouwwerkzaamheden achter je naast Bakker Voorthuizen. ‘T is me nog al geen leven. Daar moet je toch iets van meegekregen hebben?’ ‘Weet je, knul, ik hoor het al niet eens meer. Ik raak er, zo gezegd, al aardig aan gewend.’ ‘Nou dan wil ik wel eens weten wat of dat voor bomen zijn hier achter je. Ze hebben de bladeren aardig laag op de stam zitten als ik het zo bekijk.’ ‘Dat! O dat zijn “ manchetbomen” knul. Da’s een heel speciaal ras!’ ‘Manchetbomen? Nog nooit van gehoord.’ ‘Of je d’r nou wel of niet van gehoord hebt, je ziet het toch zelf? Een mooie boom, fris in blad maar deze exemplaren dragen een deel van hun blad laag op stam als een soort van manchet. Vandaar die naam!’ ‘Nou ja, Ellie, ‘t is dat je het nu zo zegt. Ik zou er niet op gekomen zijn. Maar weet je heel zeker dat daaronder bij die boom gewoon een groene manchet is? Bij bomen zouden op die plek, laag op de stam toch ook wat bladgroei kunnen zijn, net bij ons, soms ook wat haar groeit? Het zal toch niet?’ ‘Ach, knul, zoiets kan jij alleen maar bedenken. Ga je schamen!’ ‘Nou, Ellie, ik ben er niet helemaal gerust op maar laten wehet maar houden op manchetbomen! Ik zie je wel weer een andere keer. Ajuus.’
De nieuwe bank!
‘Gunst, Ellie, wat een mirakels mooi bankje heb je daar staan zeg!’ ‘Inderdaad, heel iezig mooi heb ik haast gezegd. Weet je wat voor bank het eigenlijk is?’ ‘Nee, Ellie, heel precies zou ik het je niet kunnen zeggen maar voor zover ik het kan bekijken is het een gewone houten parkbank met een paar mooie bochtjes d’r in verwerkt!’‘Nou, kerel, dan ga d’r maar eens goed voor zitten want dan zal ik het je allemaal haarfijn uitleggen.’ ‘O, nou, ja, dat laat ik me geen twee keer zeggen, Ellie maar eh, aan welke kant moet ik gaan zitten dan?’ ‘Dat scheelt me helemaal niks, kerel, als je maar goed naar me luistert want het komt nogal nauw. Je moet me niet verkeerd gaan begrijpen dat zou je alleen maar nog meer in de war brengen. Het is, zoals je al hebt opgemerkt, een houten bank.’ ‘Met bochtjes!’ ‘Precies, met bochtjes, dat heb je ook al goed gezien. Maar weet je waarom die bochtjes er in zitten?’ ‘Nee!’ ‘Daar was ik al bang voor. Maar ik zal het je zeggen. Die bochtjes zitten er in om de mooie belijning. De ronde , zeg maar de vrouwelijke vormen. Dat oogt wat vriendelijker en het geeft het geheel een zachte indruk. Het Nieuwe Erf heeft al jaren zo’n strakke, stoere natuurstenen beranding en nu hadden ze bedacht om er met deze rondere lijnen een wat zachter geheel van te kunnen maken.’ ‘Ja, en?’ ‘Voel je hem niet, kerel? Of plaag me nou een beetje. Zo’n mooie zachte glooiende golf op het mooie groene grasveld. Dat breekt toch wel een beetje die stoere mannelijke rechthoekige lijnen rondom het Nieuwe Erf als geheel?’ ‘Eerlijk gezegd, voel ik hem niet, Ellie, ik vind het gewoon een mooie bank, verder zoek ik er niks achter. Een mooie verfraaiing, een makkelijke zitplek en, handig ook, je kunt plaatsnemen en naar twee kanten uitkijken, net waar je zin aan hebt! Daar is goed over nagedacht,Ellie. En dat kan ik waarderen.’ ‘Nou je dat zo zegt, knul, inderdaad gewoon een mooie bank, verders geen poespas, leuke aanwinst en verfraaiing van het Nieuwe Erf. Laten we het daar maar op houden. En kom er nu maar vanaf want d’r zijn nog meer mensen die even willen zitten op die nieuwe bank!’ ‘Prima, Ellie, ga ik weer op huis aan. Spaghetti met kipfilet, kerrie en allerlei andere groentes wordt het geloof ik vanavond! Ik heb er nu al zin in. Ga ik eens proberen om met die spaghetti net zulke mooie bochtjes te leggen als dat d’r hier in het bankje zitten, Ajuus!’ ‘Ajuus, knul, leuk dat je d’r weer even was!’
‘Sta jij nou gewoon te janken, Ellie?’ ‘Och, laat me nu maar even, wil je?’ ‘Nee, Ellie, ik zie duidelijk waterlanders lopen. Nog even en je hele sokkel is zeiknat. Dat gaat niet gebeuren. Vertel op. Waarom sta je zo te grienen?’ ‘Nou, goed dan, omdat je zo aandringt. Het betreft de Lunterse Beek.’ ‘Wat is er met de Lunterse Beek. Stroomt doe al net zo over als jij momenteel?’ ‘Gunst, nee, knul. De Lunterse Beek is ermee gestopt. Ze zijn met pensioen gegaan. Heb je al eens goed gekeken hoe troosteloos het er nu bij staat?’ ‘Ellie!!, Je lust helemaal geen vis! Dus waarom moet je daar nu zo verdrietig over zijn?’ ‘Klopt, ik lust geen vis maar ik kon wel altijd genieten van de drukte, de mensen, de haringkar op de Oud Lunterse Dag en op andere momenten in het jaar. Ik ga een hoop gezelligheid missen!’ ‘Tja, daar zeg je ook wat. Daar moet ik je gelijk in geven, Ellie. Het is daar wel minder druk geworden. Eerlijk waar.’ ‘En bovendien, ik lust dan wel geen vis, maar de geur van gebakken kibbelingen kon ik altijd wel waarderen hoor!’ ‘Nou, Ellie, niet zo somber. De mensen hebben ook recht op hun pensioen en voor zover ik heb kunnen lezen zijn ze daar nu precies lekker van aan het genieten. Da’s toch ook een voornaam iets? En ik geloof dat er vast wel weer iets anders op die plek zal komen. Wat precies is nog een verrassing , zullen we maar zeggen. Je moet het ook als een nieuwe kans zien voor een nieuwe ondernemer. En ,hoe heten ze ook al weer?’ ‘Kees en Greet Dijkhuizen!’ ‘Ja, Kees en Greet, zijn altijd een begrip geweest hier op het Nieuwe Erf. Het lijkt me juist goed om ze enorm te bedanken voor hun inzet, liefde voor het vak en al die keren dat ze zoveel dorpsgenoten van verse vis hebben voorzien.’ ‘Daar heb je zowaar helemaal gelijk in, Knul! Sorry dat ik zo heb staan grienen, dat was een beetje zelfzuchtig van me.’ ‘Dat ziet er al beter uit zo Ellie. Nu kan ik rustig weer op huis aan. Kippensoep vanavond. Da’s dan wel geen kibbeling maar ook lekker. Heerlijk met een stuk stokbrood uit de oven met ham en kaas! Ajuus en tot de volgende keer!’ ‘Ajuus, eet smakelijk en leuk dat je d’r weer even was!’
Bron: lunteren.com
We schrijven 1 januari 2025.
‘Goedemorgen, Ellie, ben je al wakker?’ ‘Ja hoor ik ben niet al wakker, ik ben nog steeds wakker.’ ‘Nou, om te beginnen een heel gezond en voorspoedig 2025, Ellie!’ ‘Dank je wel jongen jij ook een gezond en voorspoedig 2025. Heb je al je vingers nog?’ ‘Ja, Ellie aan elke hand vijf dus ik ben nog heel. Ik steek trouwens nooit vuurwerk af. En tijdens vuurwerk afsteken ga ik ook niet de straat op.’ ‘Tjonge, kerel, ben je soms zo bang uitgevallen, dat je niet naar buiten durft?’ ‘Nee, Ellie, het is voor mijn longen. Ik kan niet zo goed tegen die kruitdampen, vandaar.’ ‘Aha, op die manier, dat snap ik. En ben je nog naar de Lunterse nacht geweest?’ ‘Nee, Ellie, dat is niet aan mij besteed. Hoewel ik vanuit mijn huis wel heb kunnen zien hoe goed het georganiseerd was en hoeveel mensen er in de voorbereiding aan te pas kwamen. Je hoeft Lunteren niet meer te leren hoe je een feestje moet bouwen. Dat komt altijd wel goed. En naderhand niks geen last gehad van vertrekkende mensen.’ ‘Nou, dat is dan ook weer prima gelukt, kerel.’verder nog nieuws in dit nieuwe jaar?’ ‘Nou, nee, eigenlijk niet. Jij soms?’ ‘Nee, ook niet. Ja, dat het een nacht was om wakker te blijven want van slapen is niet veel gekomen. Als ik even wegdutte schoot er wel ergenseenvuurpijl de lucht in of slierde er een groepje jeugd voorbij. Wat kunnen die een lol hebben zeg! Je hoort ze al van verre lachend aankomen jou richting op. Ik denk dat bij sommigen de alcohol wat sterker werkt. Misschien zijn ze het nog niet zo gewend?’ ‘Ja, of ze weten hun maat nog niet goed in te schatten. Dan gaan ze nog wel eens over hun theewater heen.’ ‘Ach ja daar zijn ze jong voor, zolang ze maar een plan hebben!’ ‘Een plan hebben? Hoe bedoel je?’ ‘Nou, een plan, voor je gaat stappen afspreken hoe je later naar huis gaat, wie dat er nog rijdt, wie de bob blijft, dat soort afspraken. Lijkt me geen overbodige luxe. Daar kunnen we niet vroeg genoeg mee beginnen. Eerst een plan dan pas gaan stappen, dat zal onze jeugd toch wel kunnen snappen?’ ‘Ik ben er van overtuigddat ze dat helemaal begrijpen, Ellie. Nou ik ga weer verder. Ik heb nog wat meer bezoekjes af te leggen in verband met het nieuwe jaar. Ajuus!’ Ja, ajuus kerel, leuk dat je d’r weer even was.’
We schrijven 25 december 2024, eerste kerstdag.
‘Goedemorgen Ellie, ik kom je een gezegende kerst toewensen.’ ‘Gunst, jongen toch, je bent echt de allereerste die dat komt doen, dat is me nog nooit gebeurd zolang ik hier sta, eerlijk waar.’ ‘Och, het is maar een kleine moeite. Vanmorgen werd ik al vroeg door kerstzang gewekt. Het stille nacht, heilige nacht klonk mooi in de vroege ochtend. Toen dacht ik bij mezelf, in de benen jong, kleren aan en even naar Ellie. Die staat daar ook maar in d’r eentje, heel alleen kerstfeest te vieren.’ ‘Nou je doet me er anders een heel groot plezier mee. Nou begin ik de dag toch weer net even anders als dat ik doorgaans gewend ben. Dank je wel hoor, dat je zo aan me hebt gedacht. Hoe breng jij verder deze dag door? Ga je nog naar een kerkdienst?’ ‘Nee, ik ga niet naar een kerkdienst, mijn kerkdienst is buiten en in de mensen om mij heen. Op bergen en in dalen, ja overal is God is voor mij wel zo’n beetje mijn motto geworden. En voor iedereen die wel een kerkdienst opzoekt is dat voor hen weer goed.Als je er maar bewust voor kiest.Er is tegenwoordig voor ieder wat wils op dat gebied. Ik zie je hier altijd zo staan met je bijbeltje in je hand en dan vraag ik me wel eens af hoe of jij dat allemaal beleeft, Ellie.’ ‘Tja, wat zal ik daar nou eens van zeggen. Ik zou graag eens naar een dienst gaan hoor maar ik kan niet van mijn sokkel af. Ik moet hier wel blijven staan. Het is niet anders. Maar dat lied dat je net noemde doet me wel heel goed. Hoe ging het ook al weer?’ ‘Op bergen en in dalen, ja overal is God.’ ‘Ah, juist, ja, daar sla je de spijker wel precies mee op de kop, knul, sterker nog het geeft een beetje troost in deze donkere dagen.’ ‘Da’s mooi Ellie. En laten we eerlijk zijn. D’r zijn hier op het dorp genoeg mensen die troost kunnen gebruiken.’ ‘Inderdaad, en niet alleen hier op het dorp. Nou dan wens ik jou van mijn kant ook een gezegende kerst toe. Heb een mooie dag met ieder die je lief is. Ik zie je vast en zeker weer eens.’ ‘Daar kun je op rekenen , Ellie, Ajuus!’ ‘Ajuus, en tot een volgende keer. Leuk dat je. . . Nee-, bijzonder dat je er juist nu even was!’
Elfde van de elfde?
We schrijven 11 november 2024.
‘Goedemiddag Ellie, heb je d’r een beetje zin in?’ ‘Goedemiddag, jongeman, leuk dat je d’r weer even bent. En waar zou ik zin in moeten hebben?’ ‘Nou, lijkt me logisch toch? Welke dag is het vandaag?’ ‘Nou, gewoon, elf november, als ik me niet vergis.’ ‘Inderdaad, de elfde November. En de hoeveelste maand van het jaar is November doorgaans?’ ‘Nou ja, gewoon de elfde maand. Dat weet jij net zo goed als ik.’ ‘Juist, de elfde. . .van de elfde. . .en wat is er dan gaande beneden de rivieren?’ ‘Gunst, knul, al sla je me een blauw oog, ik zou het eerlijk waar niet weten. Ik kom er nooit dus kom maar op met je verhaal.’ De elfde van de elfde is de start van het nieuwe carnavalsseizoen. En het getal elf is ook het gekkengetal. ‘Tjonge, alsof ik daar op zit te wachten. Eerlijk gezegd kan het me geen biet schelen wat ze daar in het Zuiden allemaal bedenken. En dat ze niet kunnen wachten is ook nog een bedenkelijk trekje. Geduld is nou juist zo’n schone zaak. Het ‘verlangen naar’ is vaak nog prettiger dan de daad zelf en da’s dan nog een hele kunst om dat voor mekaar te krijgen, jongeman. Maar ik begrijp dat dat beneden de rivieren nog een lastige hobbel is die ze er maar niet kunnen nemen. Of begrijp ik het nou helemaal verkeerd?’ ‘Nee, Ellie maar het is wel een duidelijk cultureel gegeven dat ze beneden de rivieren het elfde van de elfde moment heel serieus nemen. Het betekent heel veel voor al die mensen die het Carnaval een warm hart toedragen.’ ‘Nou, ze doen maar als ze er zoveel plezier aan beleven. Ieder zijn pleziertje zal ik maar zeggen.’ ‘Inderdaad, Ellie, ieder zijn pleziertje. Zo hebben wij in het lest van Augustus ons pleziermoment dat ieder jaar weer terugkeert. Zo hadden we onlangs Burrelen bij de Koepel, zo hebben we straks weer de Decembermaand met zijn Kerstactiviteiten. Dus hier kunnen we d’r ook wat van hoor.’ ‘inderdaad, knul, ik kan haast niet wachten tot het zover is!’ ‘Precies, Ellie net zoals al die mensen beneden de rivieren niet kunnen wachten en deze dag , de elfde van de elfde, alvast een voorproefje nemen op hun grote feest. Dat kun je zien als ongeduld maar je kunt het ook zien als betrokkenheid bij de streek waar je woont. Volgens mij is daar niks mis mee en als we allemaal ons beste beentje voorzetten en ons steentje bijdragen kunnen we het met elkaar erg gezellig maken, als we maar willen.’ ‘Daar heb ik echt helemaal niks meer aan toe te voegen, jongeman. Je hebt helemaal gelijk. Zo had ik het nog niet bekeken.’ ‘Nou, dan ga ik nu maar weer op huis aan. Zuurkoolstamppot met rookworst en uitgebakken spekjes, hmmmm, heerlijk.’ ‘Nou laat je me toch nog het water uit mijn mond druipen. Als je soms nog wat over hebt. . . je weet waar je terecht kunt, Ajuus en tot een volgende keer. Leuk dat je d’r weer even was.’ ‘Ajuus, Ellie tot de volgende keer.'
Ellie is ‘filosofies’ !
We schrijven 11 oktober 2024.
‘Goeiendag Ellie, alles naar wens?’ ‘Zeker, knul. Ik heb hier alles onder controle. Bespeur geen noemenswaardige afwijkingen in gedrag van winkelend publiek. Ik zie geen gerommel bij de prullenbakken en d’r zijn nog geen fietsen ontvreemdt vandaag. Da’s ook wel eens goed om te zeggen. En jij? Heb jij alles onder controle, knul?’ ‘Zeker, Ellie alles gaat zijn gewone gang. We zijn gelukkig gezond en daar zijn we dankbaar voor. We staan op tijd op en houden het ritme van iedere dag er goed in. Daar zullen ze bij de horlogewinkel wel even wat moeite mee hebben denk ik zo.’ ‘Hoe kom je daar nou zo ineens bij, knul?’ ‘Nou ik geloof dat er iets met de klok aan de hand is als ik het zo bekijk. In elk geval loopt ie nu even helemaal niet. Ik weet niet wat of d’r aan de hand is met het ding maar d’r was een vaardige technische hand nodig om in ieder geval eens te onderzoeken waar of dat het euvel zit. Ik stond er net even bij te kijken en aan de ene kant draaide de secondewijzer als een dolle. Zeg maar vijf kwartier in een uur en da’s natuurlijk te snel. Aan de andere kant was het nog een hele puzzel om de boel weer in elkaar te zetten dus ik ben razend benieuwd of dat allemaal gaat lukken. En...er hing een draadje los! Maar goed ik snap best dat als eigenaar van een horlogewinkel iezig stipt op tijd wilt zijn. Het klokje moet natuurlijk wel blijven tikken en het liefst netjes op tijd. Ergens ook wel mooi hoe daar met zorg de boel gerepareerd word.’ ‘Over tijd gesproken, knul. Draag jij eigenlijk een horloge?’ ‘Nooit! Ik leef in het moment, zal ik maar zeggen. En de tijd lees ik af aan de stand van de zon of zie ik wel op de kerktoren. Bovendien klinkt om negen uur steevast de papklok. Dat was vroeger het teken voor de boeren dat de werkzaamheden van de dag tot een einde waren gekomen.’ ‘Nou, knul, dan kan ik je een hand geven want zo doe ik het ook al jaren. Ik draag ook geen horloge, leef bij de dag en bovendien kom ik nooit van mijn plek dus ik hoef ook nooit ergens op tijd te wezen. Ik bevindt mij zo gezegd in een onuitputtelijk -nu-. En da’s een hele mooie staat van zijn, knul.’ ‘Tjonge, Ellie, voor een bronzen beeld ben jij vandaag behoorlijk 'filosofies' ingesteld. Dat had ik nooit achter je gezocht.’ ‘Tja, knul, maar jij begon over de tijd.’ ‘Nou, ik hoor het al, nog spitsvondig ook. Ik geloof dat ik maar eens op huis aan moet. Stamppot boerenkool . Het weer is er weer naar. Ik zie je de volgende keer wel weer. Aju Ellie!’ ‘Aju, knul en leuk dat je d’r weer even was!’
Ellie krijgt internationaal bezoek!
We schrijven 2 oktober 2024.
‘Goeiemiddag Ellie!’ ‘Goeiemi….,gunst knul heb je gasten meegenomen? Wie heb je daar bij je?’ ‘Dit is mijn broer en dat is mijn vrouw, Ellie. Ik dacht laat ik ze maar eens aan je voorstellen.’ ‘Je vrouw heb ik wel eens eerder gezien. Voor een boodschap zie ik haar wel eens fietsen. Ik herken haar aan haar fietstassen en de struise vaart waarmee ze door de dorpsstraat fietst. Je hebt de gang er altijd aardig in is het niet? Maar, hé, die broer van je, die is toch niet van hier? Die heb ik nog nooit gezien, heb ik haast gezegd.’ ‘Dat klopt wel Ellie want meneer woont hier ook niet. Hij woont in het buitenland! En hij is deze dagen op bezoek en logeert hier in een echt Lunterse B&B.’ ‘Ah, vol liefde , zeker.’ ‘Dat weet ik niet Ellie want ik kijk nooit naar dat programma.’ ‘Nou ik hoor er anders wel hele goeie berichten over, knul.’ ‘Dat snap ik maar je moet wel van dat soort programma’s houden en ik hou daar nou eenmaal niet zo van. Het spijt me.’ ‘Dat vond ik nou een leuk programma. Het spijt me. Vond ik echt leuk. Dat dingen weer goed gemaakt worden, knul. Daar zouden we vandaag de dag weer eens wat meer aandacht aan moeten besteden. Dat als er dingen mis zijn gegaan tussen mensen dat je het dan weer goed maakt met elkaar.’ ‘Dat ben ik volkomen met je eens, Ellie. Maar wij lopen zo weer verder want mijn broer wil graag nog wat mooie highlights zien van Lunteren en jij was daar een van.’ ‘Och, gunst, meneer, dat doet me deugd. Nou als u zo geinteresseerd bent in het Lunterse dan zou ik adviseren even naar het Museum Lunteren te gaan naar die expositie van Fiep Westendorp. En d’r is, als ik me niet vergis ook nog een expositie van keramiek. Iets met Herfstobjecten geloof ik. En je kunt ook nog hier verderop even kijken bij het Molukse monument of loop eens lang het Wevershuusje. Ik wens jullie nog een mooie wandeling, knul, mevrouw, meneer.’ ‘Dank je wel Ellie, we zullen eens een kijkje gaan nemen tot de volgende keer. Dan kom ik gewoon weer in mijn eentje en praten we weer wat uitgebreider de dorpse zaken door. Ajuus!’ ‘Ajuus, en iezig mooi dat jullie d’r even waren.’