‘Dieven.’


Dieven.

‘Ik heb vannacht weer last gehad van dieven.Ze staan zomaar bij je bed. Midden in de nacht. Ik sliep en was ineens wakker, zie ik daar zo maar iemand staan. En die tilt dan je dekens op en kijkt eerst naar je voeten. Of je wel sokken aan hebt. En dan voelt ze nog of er ribbeltjes op zitten. Van die ribbeltjes dat je niet wegglijdt.’

‘Ina, wil je nog een kop thee?’
‘Eh, ja, dank je wel. En toen ik er wat van zei liep de persoon ineens weer weg, van mijn kamer af, deed de deur dicht. Dat had je vroeger nou nooit thuis. Zulke dingen.’
‘Nou ik anders wel hoor. Dan was ik met iets bezig en dan lukte het niet en dan kwamen ze ook bij me kijken of alles goed ging.’
‘Ja, maar ze keken toch niet naar je sokken?’
‘Wat?, Naar mijn sokken kijken, nee, dat deden ze niet, gelukkig niet nee.’
‘Karel, nog een boterham met Jam?’
‘Ja, dank je wel.’

‘Ik denk dat jullie de zuster op bezoek hebben gehad vannacht, die controleert altijd of jullie je sokken aanhouden in bed. En als je dan je anti slip sokken aan hebt is het goed en dan gaan ze weer weg en laat ze jullie rustig verder slapen.’
‘Ja, maar vannacht was het wel een man hoor. Ik denk toch dat het een dief was. Ik vind het maar raar hoor dat ze zo op je kamer kunnen.’

‘Karel, heb jij je steunkousen al aangedaan?’
‘Ik wou het net aan jou vragen, of je me wil helpen. Ik krijg ze zelf niet ver genoeg over mijn kleine teen en dat moet wel. Anders krijg je alleen maar meer problemen.’
‘Ik zal je zo helpen, eerst even de medicijnen aan Ina geven.’
‘Hier Ina, je medicijnen.’
‘Dank je wel hoor. Wil jij vandaag weer eens met me wandelen? Het is zo jammer dat ik niet meer alleen mag. Mijn zoon zegt ook al tegen me . Mam dat moet je niet meer alleen doen hoor. Je verdwaalt. Nou ik weet best de weg nog hoor.’
‘Als het ontbijt klaar is en we hebben koffie gedronken gaan wij samen een eindje wandelen. Moet je wel je sokken aan hebben in je schoenen, Ina!’
‘Ha, ha, zit je me nou te belazeren ook nog?’
‘Ik zou niet durven Ina maar jij wilt wandelen en dat gaan we straks samen doen. Lekker even naar buiten, frisse neus halen.’
‘Ja maar ik weet niet of ik wel ver genoeg kan.’
‘We stoppen en gaan terug wanneer jij het niet meer wil, ok?’
‘O, ja, dat is goed. Ik heb er nu al zin in. Ik weet het ook allemaal niet meer zie je.’
‘En wanneer doe je dan mijn steunkousen aan?’
‘Komt allemaal goed, Karel, ik ben nog niet weg hoor. Drink eerst maar rustig je koffie op. Je mag ook mee wandelen als je wilt’
‘Nou, nee, ik ben ergens mee bezig en dat wil ik eerst even afmaken.’
‘Ook goed, nou Ina, ben je er klaar voor? Rollator bij je? Jas aan? Portemonnee mag je thuis laten want we gaan alleen maar een klein blokje om.’

Gepubliceerd door JUKODEVRIES

FOOLISH SINNER AND POET FOR THE KING

%d bloggers liken dit: