Pfeiffer


‘Wil iedereen morgen vijftig cent  meenemen naar school voor Rinie? Ze is al drie weken ziek en dan kunnen we een bosje bloemen of een fruitmand voor haar kopen.
Zou jij het dan willen brengen, Herman? Jij woont toch vlakbij haar.’
En zo geschiedde. Mavoleerlingen waren we, ergens in de jaren zeventig. De wereld was nog ongecompliceerd en vol uitdagingen en wij waren nog zo groen als gras.
Rinie was inderdaad al een poosje ziek. We hadden gehoord dat ze de ziekte van pfeiffer had opgelopen. Niemand van ons wist wat pfeiffer precies was maar het stond op school wel bekend als de kissing disease. Met die term konden we weer wel uit de voeten want we wisten allemaal hoe Rinie dus de ziekte had opgelopen. Ze bekte met het grootste gemak en met iedereen die wilde. Zij was een van de weinigen die niet ‘groen’ meer was.
Zoals snel bleek tijdens mijn bezoekje om de fruitmand en de bloemen te brengen.
Ik had gebeld met haar moeder om te vragen of het goed was dat ik langskwam.
‘Nee, mevrouw ik ben gevraagd om namens de klas een fruitmand te brengen en een bosje bloemen. tenminste als u het goed vind.’ Zei ik door de telefoon.
‘Ja hoor Herman dat is altijd goed, je weet waar we wonen?’
‘Jazeker mevrouw, ik heb het adres en het huisnummer is 22, klopt dat?’
‘Ja, dat klopt. Bel maar gewoon even aan, ik ben zelf thuis tot vier uur. Daarna ben ik even boodschappen doen.’
‘Goed mevrouw van Dam, dan kom ik rond drie uur even langs. Tot dan!’
‘Tot vanmiddag, Herman, dag hoor.’
Ik maakte me op voor de belangrijke taak, poetste mijn tanden, trok schone kleren aan, kamde mijn haren en controleerde in de spiegel mijn looks en ik gaf mijzelf een bemoedigende knipoog. ‘Kom op, Klojo, je durft het best.’ Sprak ik mijn spiegelbeeld toe. Ik pakte de tas met de fruitmand en het geld voor de bloemen, die zou ik zelf even gaan halen. Dat had ik zo afgesproken met mijn klasgenoten en die waren akkoord gegaan. Bertil had nog aangeboden om met me mee te gaan maar dat sloeg ik resoluut af. ‘Niet nodig, ze woont vlak bij mij het is enkel een paar straten verderop dus ik weet de weg Bertil.’
Bij de bloemist zocht ik een leuk bosje tulpen uit en rekende af. Toen stapte ik weer op mijn fiets richting Rinie’s huis. Ik belde aan en wachte enigszins gespannen af tot de deur werd opengedaan. Moeder deed zelf open.
‘Ah je bent er Herman, dat zal ze leuk vinden! Kom maar binnen, jongen. Geef me je jas maar even. En loop maar door naar boven. Ze is op zolder. Ze ligt nog op bed. Ik heb namelijk niet gezegd dat je zou komen, dan is de verrassing des te groter voor haar. Ze verveelt zich al een poos. Nu het beter met haar gaat en ze toch nog niet naar buiten mag is bezoek een leuke afwisseling voor haar. Dus loop gerust door.’
Ik liep voorzichtig de trap op naar boven. Op de overloop was nog een vlizotrap-trap naar zolder. Daar was haar kamer dus. Ik klom voorzichtig de ladder op en stak mijn hoofd door het mangat. Ik zag een deur die toegang tot haar kamertje gaf. Ik klopte voorzichtig op de deur en wachtte netjes tot ik haar ‘Binnen’ hoorde roepen. Daar lag ze in haar bed. Toen ze mij zag klaarde haar gezicht helemaal op!
‘O wat leuk dat je op visite komt. Doe de deur maar dicht.’
Ze ging rechtop in bed zitten en woelde door haar haren. Ze klopte op haar dekens ten teken dat ik bij haar op bed mocht plaatsnemen.
‘O, echt hartstikke leuk dat je even langs komt. Ik verveel me hier kapot.’
Onhandig haalde ik uit de tas de fruitmand tevoorschijn en zette deze voor haar op tafel. Daarna bood ik haar het bosje tulpen aan.
‘O, wat lief van je!’ Ze boog voorover en gaf me pardoes een kus op mijn wang. Ze rook heerlijk naar zeep.
‘Alsjeblieft.’ stamelde ik, ‘het is niet van mij alleen hoor, het is van de hele klas. We hebben allemaal geld bij elkaar gelegd en omdat ik ook hier op het dorp woon mocht ik het bij je langsbrengen.’
Rinie genoot van die aandacht en het besef dat de klas op afstand zo met haar meeleefde deed haar zichtbaar goed. We praatten nog wat tot er zachtjes op de deur geklopt werd.
‘Binnen!’ , riep Rinie.
Het was Haar moeder met een dienblad met daarop twee kopjes thee, suiker, en koekjes.
‘Zo, wat een verrassing hè Rinie? Wie had dat kunnen denken! Nou kletsen jullie maar gezellig verder, ik ga even boodschappen doen. Tot straks.’
Het werd een heerlijk uurtje daar op zolder met Rinie. Ze was zacht, ze rook naar zeep en pfeiffer was al ver weg.

Gepubliceerd door JUKODEVRIES

FOOLISH SINNER AND POET FOR THE KING

%d bloggers liken dit: